De Bondstag en de Bondsraad hebben de wet voor fiscale stimuli voor onderzoek en ontwikkeling goedgekeurd.
Dit wetsontwerp heeft als doel een op internationaal vlak competitief klimaat voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) uit te bouwen en Duitsland zo aantrekkelijker te maken voor investeringen.
Vanaf 2020 kunnen O&O-projecten van bedrijven onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor stimuli. In dit geval zou bij de toekenning van de toelage echter alleen rekening worden gehouden met de uitgaven die de werknemer na 31 december 2019 heeft gemaakt. Met de wet betreffende onderzoekstoelagen zal de wetgever ongetwijfeld een belangrijke stimulans voor innovatie bieden die al te lang op zich liet wachten. Duitsland zou daarme veel aantrekkelijker worden voor binnen- en buitenlandse investeerders. Anders dan de buurlanden België en Nederland en de meeste OESO-landen behoort de Bondsrepubliek tot dusver tot de landen die niet beschikken over instrumenten voor fiscale stimuli voor onderzoek. Na jarenlange discussies wil de federale regering daar met dit nieuwe wetsontwerp verandering in brengen.
Onderzoeksstimuli voor kmo-investeringen
Volgens de motivatie voor de wet moeten de stimuli voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) vooral kleine en middelgrote ondernemingen aansporen om hun investeringen in O&O in Duitsland op te drijven. De wet sluit grote ondernemingen echter niet uit. Zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen zullen in gelijke mate in aanmerking komen voor de stimuli, op voorwaarde dat zij belastingplichtig zijn in Duitsland. De stimuli zullen beperkt worden tot bepaalde O&O-domeinen. Het gaat meer bepaald om fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Deze sectoren worden nader gedefinieerd in een specifieke bijlage aan de wet. De definities zijn gebaseerd op de administratieve praktijken van de Europese Commissie in het kader van de ’Algemene Groepsvrijstellingsverordening’ en het ’Frascati handboek’ van de OESO.
Samenwerkingen van bedrijven komen in aanmerking
De stimuli gelden ook voor samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen op het vlak van onderzoek. Mogelijke vormen van samenwerking zijn die met ten minste één onderneming die niet afhankelijk is van de onderneming die recht heeft op de stimuli of met een of meerdere instellingen voor onderzoek en kennisverspreiding, zoals bijvoorbeeld hogescholen of onderzoeksinstellingen. Ook onderzoek of ontwikkeling in opdracht van derden komt in aanmerking voor de stimuli. In dit geval komt de opdrachtnemer die het O&O uitvoert in aanmerking voor de stimuli, in zoverre hij voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Of het O&O in kwestie in aanmerking komt voor de steun, zal worden beoordeeld door een nog aan te stellen certificatie-instantie buiten de financiële overheid. Daarbij moet men nagaan of de uitgevoerde O&O-plannen werkelijk O&O-activiteiten zijn die in aanmerking komen voor de steun, of dat het gaat om activiteiten die verder gaan, bv. productintroductie. De certificatie vormt de basis voor de toekenning van de onderzoekstoelage.
Geen verband met vennootschapsbelasting
De fiscale stimuli voor onderzoek bestaan uit de betaling van een toelage, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van de personeelskosten voor de O&O-activiteiten. Er is dus geen verband met de fiscale winstbepaling of met de te bepalen inkomsten- of vennootschapsbelasting. De toelage wordt verleend onafhankelijk van de winst of het verlies van de onderneming. In aanmerking komende uitgaven zijn de lonen van de eigen werknemers die aan de basis liggen van de bedrijfsvoorheffing op lonen bij de onderneming die een aanvraag kan indienen. Daarbij wordt alleen rekening gehouden met lonen en salarissen van werknemers die de in aanmerking komende O&O-activiteiten uitvoeren. Op grond van de motivatie voor de wet komen de personeelskosten van bv. schoonmakers, administratieve medewerkers of leidinggevend personeel, die wel actief zijn in het kader van de O&O-activiteiten maar zelf geen onderzoek doen, niet in aanmerking.
De uitgaven die in aanmerking komen, worden vermenigvuldigd met factor 1,2. Het daaruit resulterende bedrag voor de onderzoekstoelage is beperkt tot maximaal twee miljoen euro. Het plafond geldt voor alle verbonden ondernemingen samen. De onderzoekstoelage zal 25 % van het resulterende bedrag bedragen. Rekening houdend met de maximumgrens van het berekende bedrag geldt bijgevolg een maximale toelage van 500.000 euro per onderneming per boekjaar. De onderzoekstoelage valt niet onder de belastingplichtige inkomsten.